De wadwachters en een bemanningslid van de Asterias op Richel (Fotograaf: Sanne van Gemerden)
PSSSSSjjj – FFFLLtt – tsssJJJ. Splash, klots, plets. Wat voor woorden en tekens gebruik je om het geluid van het schuimende en klotsende water voor de boeg van een schip te omschrijven?
Het schuim en gespetter schiet omhoog en slaat over de reling in m’n gezicht. Heerlijk! Ik hang mijn hoofd over de reling en smeek het water om nog een klots in m’n gezicht te gooien. Ik wacht en wacht, maar het water komt maar niet. De zee kan me blijkbaar ongevraagd op onverwachte momenten ondersproeien, maar zodra ik erom vraag, heeft ze er geen trek meer in. Licht teleurgesteld frons ik m’n voorhoofd en trek m’n hoofd terug.
Een paar zeevogels worden wel nat gesproeid en zoeken dekking als we langs komen varen. Ze vliegen op en laten andere schrikken, waarna verschillende groepjes de lucht in gaan. Ik tel 1 eider man, 1 eider vrouw, 20 eider man, 5 eider vrouw, 100 eider man, 20 eider vrouw. Pfff, zoveel, ik noteer ze maar als ‘eider’ op m’n meegebrachte a4tje. De teller staat inmiddels op 260. Maar er vliegt meer rond. We worden gepasseerd door een fuut, die met duidelijke witte vleugelvelden langs komt vliegen. En die doorkruist weer het pad van verschillende meeuwensoorten. Ik noteer alles braaf op m’n papiertje. Een paar minuten later voel ik dat de kou door m’n jas heen trekt en dat m’n lijf langzaamaan verkoelt. Tijd om naar de stuurhut van de kapitein te gaan, waar het warm en knus is. Ik loop de trap op en zie wat ik verwacht: een warm en knus tafereeltje van medesoortgenoten die met een bakkie koffie om de zelfgebakken cake met walnoten zwermen. Ze wisselen ervaringen uit over hun avonturen op de zandplaat Richel, de plek waarnaar we nu op weg zijn.
Iedereen hier is wadwachter en mag elke zomer een week gastheer of gastvrouw van de zandplaat zijn. Naast deze rol hebben we ook de rol van beschermer. Gasten van de zandplaat mogen niet voorbij de bebording van het beschermde gebied, zodat grijze zeehonden en vogels in alle rust kunnen bijkomen van een lange reis of gewoon kunnen eten en rusten. We hebben allemaal onwijs zin om naar Richel terug te keren.
Deze keer mogen we hartje winter naar de plaat: het moment waarop grijze zeehonden hun jongen krijgen. De bemanning van het schip de Asterias heeft ons dit reisje aangeboden. Tijdens de tocht wordt de warme stuurhut regelmatig afgewisseld voor even uitwaaien op het schip. Wat een heerlijk gevoel: de wind door de haren en op ons gezicht. We varen langs verschillende bootjes en langs de zandplaat Griend. Na ongeveer een uur varen arriveren we bij onze ‘thuisbasis’. Een plaat van zand, gevuld met dieren.
Aan de waterlijn zitten eerst de rotganzen en meeuwen, maar daarachter moddervette grijze zeehonden met jongen. Elk jaar worden er zo’n 600 jongen geboren op Richel, wat het echt tot één grote platte kinderkamer maakt. Met een metalen bootje worden we naar de plaat vervoerd.
Na ongeveer een kwartier staan alle wadwachters met waadpak in een groepje langs de waterlijn. Een vergelijking met een groepje steltlopers is makkelijk te maken. De één observeert de zeehonden door de telescoop, de ander zoekt schelpjes, en weer een ander maakt filmpjes van de wadbodem waarop het kabbelende water stralen goud van de zon weerkaatst. We voelen ons stuk voor stuk happy en genieten enorm.
Na ongeveer een half uurtje is het tijd om weer terug naar het schip te gaan. Het blijkt nog flink lastig te zijn om op het metalen bootje te klimmen dat ons naar de Asterias brengt. Door het waadpak is iedereen ineens z’n lenigheid en souplesse kwijt. Sommigen klimmen aan boord als houterige zeehonden, maar de meesten moeten aan boord getrokken worden. Op het moment dat bijna iedereen aan boord gesleurd is, ontdekt een wadwachter een trapje. We kijken lichtelijk jaloers toe als ze gracieus en verrassend eenvoudig aan boord klimt.
We arriveren op de Asterias en we ruiken een warme en kruidige geur op het dek: er wordt een lekker soepje voor ons opgewarmd. Maar voordat we aan de soep mogen, passeren we eerst de wasstraat. We draaien een rondje voor iemand met een tuinslang en een spuit, en daarna mogen we naar boven. Maar ik wil nog even op het dek blijven om naar Richel te kijken voor we vertrekken. De motor gaat aan en het schip probeert voorzichtig los te komen. Het is daar flink ondiep en de boot geeft meer gas. Het dek is glad en het waait aardig. Plots gromt het schip en er gaat een schok doorheen. Ik verlies m’n balans en dreig om te vallen, maar gelukkig gaat het net goed. De boot is los en vaart bij Richel vandaan. Ik kijk behoedzaam om me heen, zwaai naar Richel en zeg met een klein stemmetje: ‘Richel, tot de volgende keer.’ In m’n linker ooghoek zie ik plots m’n sjaal verschijnen en snel pak ik h’m beet. Die was ik anders kwijt geweest.
Langzaamaan verdwijnt Richel aan de horizon en ik voel al een lichte heimwee. Maar gelukkig komen we er deze zomer allemaal weer terug! Ik slenter over het dek, naar de stuurhut. Daar wacht een bruine bonensoep voor de vleeseters en een Maleisische currysoep voor de vegetariërs – ten minste, wat daarvan over is. Genoeg voor nog 6 koppen soep, jammie. De walnotencake lonkt nog steeds en ik vermoed dat er weinig van over zal zijn als we eenmaal in Harlingen arriveren. Mensen kletsen nog wat over van alles en nog wat: over klimaatverandering, boswachters en vast nog veel meer. Een paar mensen keren nog terug naar de boeg van het schip: toch wel een favoriet plekje. En gelukkig, de zee schenkt nog één bak verfrissend water voor in ons gezicht.
Na een half uur komt het vasteland naderbij, en we pakken alvast onze spullen. Bij aankomst schudden we elk bemanningslid dankbaar de hand. Zonder hen hadden we niet naar Richel kunnen gaan. We zwaaien elkaar uit, en weten dat we elkaar weer zien op de voorbereidingsdag in maart en dat we in de zomer weer heerlijk op Richel zitten.
Ik met m'n dikke outfit met waadpak op Richel
Reactie schrijven